Vanaf het begin van de 20ste eeuw zijn auto’s uitgerust met lampen. Om te beginnen met kwiklampen die een hele heldere witte vlam hebben. Vanaf 1912 zijn in de VS de startmotor en elektrische lampen op auto’s geïntroduceerd. Behalve
xenon lampen hebben koplampen een lamp aan de binnenkant. Na verloop van tijd verliezen de
lampjes echter kracht waardoor ze minder fel branden. Normaal gesproken moeten lampjes ongeveer om de twee jaar vervangen worden. Daarnaast is het belangrijk de
koplampen van een auto regelmatig schoon te maken om te voorkomen dat vuil of modder ervoor zorgt dat de auto niet goed verlicht is. Nadat er nieuwe lampjes in de koplampen zijn gezet, moeten deze opnieuw afgesteld worden. De koplampen, maar ook de
achterlichten van een auto hebben naast hun functie om de weg te verlichten en de zichtbaarheid te vergroten, een esthetische functie. Bij elkaar hebben de voor-en
achterlichten van een auto verschillende functies: - Groot licht dat alleen ‘s nachts gevoerd mag worden en gedimd moet worden op het moment dat u een tegenligger tegenkomt. - Dagrijlicht dat overdag automatisch aan is. Steeds meer auto’s zijn hiermee uitgerust om de zichtbaarheid ook overdag te vergroten. - dimlicht dat overdag bij slecht weer en ‘s avonds in het donker verplicht is. -
remlichten, twee in de achterlichten en bij auto’s die na 30 september 2001 in gebruik zijn genomen is een derde remlicht verplicht - achteruitrijlichten - richtingaanwijzers - alarmlichten - mistlichten die alleen bij mist of sneeuwval gebruikt mogen worden als het zicht minder dan 50 meter is. - mistachterlicht die de zichtbaarheid bij mist vergroot. Bij zware regen mag het mistachterlicht niet gebruikt worden. Naast de verlichting aan de buitenkant heeft een auto lampjes op het dashboard die bijvoorbeeld aangeven dat uw handrem nog aangetrokken is maar ook of uw
remblokken aan vervanging toe zijn. Verder zit er binnenverlichting in de auto die aangaat als het portier open gedaan wordt.