Voor het laten ontploffen van benzine of het verbranden van diesel zijn hoge temperaturen nodig. Die zijn echter niet goed voor het functioneren van de rest van de motor. De laatste zou oververhit kunnen raken en in elkaar draaien. Om dat te voorkomen moet de motor van een auto gekoeld worden. Daarvoor zit er een koelsysteem in het motorblok dat bestaat uit
reservoirs voor het koelmiddel, een waterpomp, een koelradiator en koelventilator (niet te verwarren met de verwarming en de interieurventilator die een andere functie hebben). Verder zijn er natuurlijk diverse sondes nodig en een thermostaat om de
temperatuur in de motor constant nauwkeurig te meten en bij te stellen.
Als u namelijk net vertrekt, is de motor nog koud en hoeft niet kunstmatig gekoeld te worden. Na niet al te lange tijd, moet dat wel en gaat de thermostaat open zodat de koelvloeistof door de
waterpomp via de motor naar de
radiateur gepompt kan worden. Onderweg wordt de koelvloeistof warm van de opgenomen warmte van de motor. De radiateur zorgt er vervolgens voor dat de vloeistof zelf weer gekoeld wordt en zijn weg opnieuw kan beginnen.